Navigaasje
 

 

Inleiding

Rembrandt Harmensz.van Rijn
Als een van de belangrijkste schilders van de Barok heeft Rembrandt zijn wortels ongetwijfeld in zijn eigen tijd. Maar hij is als geen andere door de eeuwen heen actueel gebleven. Het nadenken, handelen en piekeren van zijn figuren het ‘geest’ is heel begrijpelijk en vertrouwd. Schilders en auteurs en talloze meuseumbezoekers hielden en houden zich met Rembrandt als moderne waarnemer, regisseur en bijbeluitlegger. Ik heb mij zelf een aantal vragen gesteld voor ik aan dit werkstuk begon die vragen zijn: 
1. Hoe werd Rembrandt schilder? 
2. Waarom ging Rembrandt faliet? 
3. Had Rembrandt een gezin? 
4. Wat voor jeugd had Rembrandt? 
  
Rembrandt van Rijn, 1606-1669 

Rembrandt Harmenszoon van Rijn, die in 1606 in Leiden werd geboren, groeide op in een welgesteld milieu. Zijn vader Harmen was als eigenaar van een molen vrij welvarend en zijn moeder Neeltje kwam uit een gerespecteerde bakkersfamilie. Toen Rembrandt in 1620 zijn pas begonnen studie filosofie wilde stoppen, steunden zijn ouders hem daarin. Zijn eerste leraar in het schilderen was de Leidse schilder Jacob Izaakszoon Swanenburgh. Die nam Rembrandt in zijn atelier op en gaf hem een basisopleiding. Daarna verhuisde hij naar Amsterdam, naar het atelier van Pieter Lastman, die een bekende historieschilder was. Hij was in Italië geweesd en had daar zijn liefde voor licht en schaduwen ontdekt. Na zes maanden leertijd in Amsterdam keerde Rembrandt terug naar Leiden. Op zijn achtiende was hij een zelfstandige schilder, zij het aanvankelijk nog met financiële steun van zijn ouders. Hij begon zeer ambitieus maar zijn eerste werken werden niet erkend. Een reeks zelfportretten uit die tijd getuigt van zijn hoge artistieke eigendunk, maar tevens van zijn neiging de komiek en de poseur uit te hangen. Vanuit zijn kijken naar en denken over zichzelf ontwikkelde hij zijn psychologiserende zelfportret, waarmee hij ook op hogere leeftijd inzicht gaf in de psychische toestand van zijn ziel.

Rembrandt als historieschilder 

Rembrandts historieschilderijen zijn bijzonder, omdat ze niet alleen een bepaalde toestand laten zien, maar ook de mens en zijn gevoelens. Rembrandt interpreteerde de thema’s op een nieuwe en eigengereide manier en doorbrak de traditionele compositieschema’s. Hij zette zich bijvoorbeeld af tegen Lastmans gewoonte om historiestukken in de openlucht te laten spelen, waarbij hij het landschap gebruikte als dramatisch decor en de kleuren liet contrasteren in het ongebroken licht. Hij verplaatste taferelen juist vaak naar binnen en vond zijn eigen manier om het licht te behandelen. Door zijn opvallende clair-obscurstijl bereikte Rembrandt suggestieve en indringende effecten. Hij belichtte zijn schilderijen niet helemaal, maar liet grote delen in het donker, terwijl de meeste lichte delen geen aanwijsbare lichtbron hebben. Het licht lijkt van binnen uit te komen en is van symbolische aard. Daarmee stond hij in de traditie van Caravaggio. 
  
Het hoogtepunt van de roem   

In 1628 bezocht de dichter, geleerde en regeringsadviseur Constantijn Huygens de stad Leiden. 
Hij zag werk van Rembrandt en was verbluft. Zijn lofprijzingen hadden het beoogde resultaat: er kwamen meer kopers en Rembrandts naam groeide razendsnel. Nu kon Rembrandt ook leerlingen in zijn atelier opnemen en die leerden zijn stijl zo snel tot in perfectie, dat kunsthistorici tot op vandaag de dag moeite hebben werk van de mester zelf te onderscheiden van dat van één van zijn leerlingen. Het beste voorbeeld is de man met de gouden helm, een schilderij dat pas kortgeleden door experts werd ontmaskerd als een werk van een leerling. 
In 1630 begon Rembrandt productiefste periode. Hij vergrootte de productie van etsen met opzet en verkocht ze in hoge oplagen, zodat zijn werk en neem werden verspreid. Hij kreeg steeds meer bekendheid en werd ook steeds rijker. 
Hij verhuisde weer naar Amsterdam waar hij voor het belangrijke gilde van chirurgijnen zijn eerste groepsportret schilderde, de anatomische les van dr. Tulp. In dit doek bereikte hij een tot dan toe ongekende levensechtheid. 
Hij nam de anatomische les niet als belangrijkste onderwerp voor het groepsportret, maar plaatste door middel van de aandacht en concentratie van de artsen het onderwijs zo in het middelpunt dat hij de leden van de gilde in hun ‘natuurlijke’ omgeving individueel kon portretteren. Bovendien toonde Rembrandt zich ook hier een voortreffelijk regisseur van licht. Hij doopte de gezichten van de artsen in een helder licht, zodat alle personages, ondanks dat ze allemaal individueel zijn weergegeven, samen uit het donker te voorschijn komen en als groep herkenbaar worden. Na voltooiing van dit schilderij werd Rembrandt binnen een paar maanden beroemd en de opdrachten stroomden binnen, zowel van de burgerij als van het hof in Den Haag. 
Door zijn huwelijk met de patriciërsdochter Saskia van Uylenburgh in 1634 werd Rembrandt opgenomen in de hogere kringen. Die sociale promotie, het vermogen van zijn vrouw en zijn inkomsten als leraar en schilder, maakten hem een gegoede burger. 
Maar hij bleef niet rijk, want wat hij verdiende, gaf hij uit op veilingen. Hij kocht als bezeten gewaden, wapens, boeken, etsen en veel meer; alles wat als attribuut in zijn rijk uitgedoste schilderijen opduikt. Door die aankopen kwam zijn vermogen zo onder druk te staan dat uiteindelijk, toen hij een huis in de voorname Breestraat wilde kopen, hij niet eens een aanbetaling kom doen. 
 
De eigenzinnige regisseur en zijn einde 

Begin winter 1639 bestelde de burgercompagnie van kapitein Frans Banningh Cocq een groepsportret bij Rembrandt. Toen het doek, dat bestemd was voor de grote zaal van de Clovenniersdoelen, werd onthuld was er van enthousiasme bij de opdrachtgevers weinig sprake van. Ze hadden geen kunstwerk verwacht, maar een afbeelding van hun trots en waardigheid- ieder van het wilde zo fraai mogelijk worden gepotretteerd. Maar naar de heersende opvating had Rembrandts schilderij met representatie weinig te maken; de meeste personages waren half verstopt of stonden op de achtergrond, of er viel schaduw over hun gezicht. Bovendien had Rembrandt in plaats van 18 personen had hij 31 personen afgebeeld en dus gebruik gemaakt van figuranten om het tafereel te verlevendigen. Daarmee stond het doek lijnrecht tegenover het gangbare groepsportret in zijn tijd, dat er in de regel vooral op uit was de afzonderlijke personages in een representatieve pose af te beelden. 
Omdat de personages op zo’n schilderij er meestal uitzien alsof ze verwisselbaar zijn, ensceneerde Rembrandt zijn doek als een door zijn inhoud gedragen historieschilderij. De kapitein heft zijn arm ten bevel, de trommel klinkt, de geweren worden geladen en gespannen. Rembrandt schiep een tafereel, bouwde met licht en schaduw diepte op en regisseerde de barokke beweging tegen een klassiek decor.  In tegenstelling tot de katholieke Rubens maakte Rembrandt geen allegorieën, maar zijn schilderijen zijn doordacht en achter de inhoud gaat altijd een diepere betekenis schuil. 
De late schilderijen, tekeningen en etsen van Rembrandt hebben één ding gemeen: hij heeft de sporen van het werk niet weggepoetst, het ‘handwerk’ blijft zichtbaar. De verf is niet uitgewreven( d.w.z. zonder overgang in elkaar geschilderd ), maar de dikke verfstrepen liggen over elkaar heen. De arcering in zijn grafiek zijn royaal en gedurfd, zonder grote precisie. En overal spelen toevalligheden zoals de loop van de inkt, de vorm van de pen, etsnaalden en penselen e.d een grote rol. Maar met een bijna onbewuste trefzekerheid gebruikte Rembrandt die toevalligheden voor zijn bedoelingen. Uit een schijnbaar achteloos getrokken streep met pen of penseel komen uiterst genuanceerde verschillen te voorschijn, vooral in gezichten. Tegen het einde van zijn leven werd de schilder, die gold als een levensluchtige geldverkwister, een tobber. Zijn naam werd minder, maar zijn roem bleef groeien. Toen in 1647 de prins stierf, zijn belangrijkste opdrachtgever, ging het langzaam bergaf. De nieuwe stadhouder, prins Willem de tweede had een voorkeur voor de nieuwe classicistische schilderskunst. 
Op 4 oktober 1669 stierf Rembrandt, 63 jaar oud, in de armenwijk van Amsterdam. 
  
Sytske, Britsum 2000 

Bronvermelding 
  
Deze informatie heb ik uit het boek; 
  
Titel: Schrijfers van A tot Z. 
Titel: het leven van Rembrandt van Rijn. 
  
De plaatjes heb ik van het internet. 

Inhoudsopgave 
  
Voorpagina.....................................................................blz 00 
Inhoudsopgave..............................................................blz 01 
Inleiding............................................................................blz 02 
Middenstuk......................................................................blz 03 
Nawoord...........................................................................blz 07 
Bronvermelding..............................................................blz 08 
Extra stof...........................................................................blz 09 
   
Nawoord 

Bij de inleiding heb ik mijzelf een aantal vragen gesteld op sommige heb ik antwoord en anderen niet. 
  
Vraag 1: Hoe werd Rembrandt schilder? 
Antwoord: Rembrandt studeerde in Leiden, daar is hij om onbekende reden 
mee gestopt en zijn ouders steunde hem daar in. Toen is hij als
leerling bij Jakob Izaakszoon begonnen aan zijn
schilderscarrière. 
  
Vraag 2: Waarom ging Rembrandt failliet? 
Antwoord: Alles wat Rembrandt gebruikte bij zijn schilderijen kocht hij op de veiling. Daardoor gaf hij meteen al zijn geld weer uit en ging hij uit uiteindelijk failliet toe hij een huis wou kopen. 
  
Vraag 3: Had Rembrandt een gezin? 
Antwoord: Rembrandt had samen met Saskia een gezin van drie vroeg gestorven kinderen en een kind ie getrouwd is en zelf een kind heeft gekregen. Later is hij gaan samen wonen met ........... en daar heeft hij ook een kind mee gekregen die later ook getrouwd is. 

Vraag 4: Wat voor een jeugd had Rembrandt? 
Antwoord: Dit antwoord kon ik niet vinden.