Navigaasje
 
Een echte weide
 

EEN ECHTE WEIDE

Iedereen weet hoe gek ik ben op mooie weilanden, met bloemen er in en vogels erboven. Ik zal dan ook de laatste zijn om lelijke woorden te zeggen over weidevogelreservaten.
Als jongen van het platteland ben ik erg verknocht aan de sfeer van weilanden. Ik kan uren zitten luisteren naar de tientallen verschillende
vogelgeluiden. Het is dus heel fijn dat we nu het geld en de moeite opbrengen om bij ruilverkavelingen enkele perceeltjes hooiland voor de vogels sparen.
Maar eigenlijk zijn we allemaal met elkaar gek. Heeft ooit iemand zich afgevraagd hoe het komt, dat we hooiland als natuur beschouwen? Een paar duizend jaar geleden waren er geen boeren en werd er niet gemaaid. De vogels waren er wel. Ze waren er zelfs al miljoenen jaren.
Pas de laatste eeuwen hebben we elke vierkante met meter grond in cultuur gebracht en het mag een wonder heten, dat zoveel soorten vogels zich daarbij hebben kunnen handhaven. Het instandhouden van vogelweiden kan daarom alleen gezien worden als een tijdelijke noodmaatregel of als een vorm van milieutuinieren. Een integratie van natuur en landschap is het nauwelijks te noemen. Immers als de natuurliefhebber de exacte plaats van de vogelreservaten niet aangewezen krijgt, weet hij deze kleine hoekjes natuur niet eens te vinden. Laat staan dat deze postzegelachtige hoekjes natuur tot zijn of uw dagelijkse belevingssfeer zouden horen.
Gek is het ook om de boeren met het beheer van de weidevogelreservaten op te schepen. Oké, ze krijgen er een beheersvergoeding voor. Maar ze hebben voor boer geleerd en niet voor parkwachter. Zo tussen het 's ochtends melken van tachtig koeien, het  's avonds melken van tachtig koeien, het onderhoud van het machinepark, de boekhouding, het aftrekken van talloze kalveren in
doorwaakte nachten, het mesten en het hooien, ja daarnaast moeten ze nog zorgen voor een gevoelig en duurzaam natuurbeheer. Alsof de boeren precies op de datum waarop de overheid het nodig acht de tijd
hebben om dat bloemrijke hooilandje ook nog te maaien. Onzin, een Franse slag en klaar is Kees.
Hoe lang denken we op deze manier het natuurbeheer vol te houden? Tien, honderd of tweeduizend jaar? De natuureilandjes zullen geteisterd worden door de stormen van energiekrisissen en bedrijfsvernieuwingen. Dat gaat natuurlijk lang geen tweeduizend jaar goed, nog geen twintig. Enkele vogeltjes vliegwielen nog wel even door totdat ze tot onze stomme verbazing verdwenen zijn; onverklaarbaar.
Het zou toch veel beter zijn om precies na te gaan wat in de oertijd het equivalent van de wei was.
Men zou zich kunnen verdiepen in de behoeften van de vogels zelf. Wanneer men niet verder gaat dan de botte constatering dat in de wei van boer Piet Hettinga nog zoveel vogels zitten en dat dus alle weidevogelreservaten op dezelfde manier beheerd moeten worden, heeft men een garantie voor een toekomstig fiasco.

Heel vroeger werd er niet gemaaid er werd alleen gegraasd, extensief gegraasd. Het typisch open Nederlandse landschap is er nog niet niet zo heel lang. Een korte blik op de kaart kan ons hierover iets leren. In streken waar nu onze beste beste weidevogelpopulaties zijn vinden we de volgende volgende plaatsnamen: Oldeholtwolde,  Oosterwolde, Damwoude, Veenwouden, Suawoude,  Woudsend, Ferwoude enz. Bovengenoemde plaatsen liggen allemaal in Friesland, maar hetzelfde verschijnsel kunt u constateren in de andere provincies. Trouwens heel Holland (Holtland of Houtland) is van nature geen Hooiland.
Het originele Hollandse landschap bestond dus uit strandwallen, kwelders, veen en bos. Niet het donkere stokjesbos dat nu ten behoeve van de  houtproductie geplant is, maar een zeer open bos vol grazende dieren. Hier aten oerossen, wilde paarden, elanden en bevers. Deze dieren zorgden voor een dunning in het bos. Door de begrazing werden ook weilandachtige situaties geschapen en in stand gehouden. Allicht vonden hier de weidevogels allemaal hun juiste milieu.
Onlangs heb ik  een provinciale natuurbeschermingsorganisatie het Borkumer Paradies laten zien. Het Borkumer Paradies is een gebied in Duitsland waar min of meer per ongeluk zo'n oorspronkelijke situatie is herschapen. Het natuurgebied is een stukje onland rond een afgesneden rivierbocht. 

Het Borkener Paradies is niet meer dan dertig hectare groot en er
lopen tien Friese koeien en twee paarden van onbestemd ras. Dit
was het geval op het moment van het bezoek. Het aantal dieren varieert volgens een vaste verdeelsleutel tussen zes paarden of twaalf koeien.
Deze dieren zagen er blakend gezond uit, want er is genoeg te eten voor twaalf dieren op dertig hectare hectare. Omdat ze het gewas lang niet op kunnen, ontstaat er een gevarieerd graaspatroon.
Op plekken waar het minste gegraasd wordt slaan soms distels of sleedoorns op. Tussen deze ruigte krijgt de eik een kans om op te groeien. Er zijn zo allerlei boschsages ontstaan. Een subtiel evenwicht heeft zich tenslotte ingesteld tussen bosachtige stukken en open plekken waarbij een bonte schakering van overgangssituaties. Juist de kilometers zoomvegetaties en randstruwelen bepalen de aparte waarde van het gebied.

Elke situatie heeft hier zijn eigen specifieke kruidenvegetatie. Naast algemene ruigtekruiden als akkerdistel, ridderzuring en brandnetels vonden we we er ook zeldzaamheden als torenkruid, wespenorchis en boslathyrus. Er waren niet alleen weidevogel. Er waren ook talloze zangvogels als nachtegaal, fitis,
leeuwerik, gele kwikstaart, zwaluw', gekraagde roodstaart en nog te veel om op te noemen.
Zelfs de paarde- en koeiekeutels verrijkten het gebied met mestkevers, melkinktzwam en slanke vlekplaat.

Dit beheer kost geen benzine, geen machines, nauwelijks geld en er is bovendien bijna geen omkijken naar.

G. Poortinga 1978